Brexit en btw: vraag tijdig btw-verlegging aan

Indien ondernemers goederen invoeren uit een niet-EU-land moet telkens bij invoer bij de Douane, bij de aangifte ten invoer, btw worden betaald. In hun btw-aangifte kunnen ondernemers dan die betaalde btw als voorbelasting in aftrek brengen. Ondernemers die regelmatig goederen importeren uit een niet EU-land hebben echter de mogelijkheid een zogenoemde artikel 23-vergunning aan te vragen. Een ondernemer met een artikel 23-vergunning kan de btw over de geïmporteerde goederen aangeven bij zijn eigen btw-aangifte en tegelijkertijd deze btw ook als voorbelasting in de aangifte aftrekken.
De fiscus raadt aan om tijdig een artikel 23-vergunning aan te vragen. Bij aanvragen voor 1 februari 2019 zal de Belastingdienst voor 29 maart 2019 reageren. Om voor een artikel 23-vergunning in aanmerking te komen, gelden wel enkele voorwaarden: zo moet de ondernemer in Nederland wonen of daar zijn gevestigd, regelmatig goederen importeren uit niet-EU-landen en een aparte administratie bijhouden, waaruit eenvoudig blijkt hoeveel btw bij import moet worden betaald. Daarnaast is jaaraangifte voor de btw niet meer mogelijk en zal de ondernemer dus kwartaalaangiften moeten doen.
Let op: de brief van de Belastingdienst is verstuurd naar ondernemingen die volgens de fiscus voor een artikel 23-vergunning in aanmerking komen. Mogelijk zijn er dus meer ondernemers die een vergunning kunnen aanvragen.
De overheid komt nog met een uitgebreide voorlichtingscampagne over de aanstaande Brexit. De campagne zal gericht zijn op ondernemers in het mkb. Om te kijken wat de impact van de Brexit is kunnen ondernemers nu al online een Brexitscan (via www.brexitloket.nl) doen.
Bron: www.brexitloket.nl; div. media

Eindspurt loonafspraken 2018

In december zijn er 30 nieuwe cao’s tot stand gekomen. In heel 2018 liepen er 412 cao’s af, waarvan er 322 zijn vernieuwd. Voor 78% van de cao’s die vorig jaar waren verlopen is dus een nieuwe cao afgesloten. Dat is in lijn met voorgaande jaren. In de afgelopen tien jaar lag het gemiddelde afgesloten cao’s op 79%.
Bron: AWVN 17-01-2019

Geen gelijktijdig gebruik van methodes voor btw-correctie

Als een btw-ondernemer goederen of diensten afneemt voor prestaties die deels btw-belast zijn en deels btw-vrijgesteld, mag hij niet alle voorbelasting aftrekken maar moet hij de betaalde btw corrigeren voor gemengd gebruik. Een fiscale eenheid wilde bij de berekening van de correctie twee methodes gebruiken. Voor een deel van de kosten wilde de fiscale eenheid de correctie berekenen aan de hand van het werkelijke gebruik en voor een ander deel van de kosten wilde de fiscale eenheid de correctie berekenen aan de hand van de pro rata-methode. De inspecteur weigerde dit en paste bij de berekening van de correctie uitsluitend de pro rata-methode toe.
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur juist had gehandeld. Het EU-recht biedt weliswaar de mogelijkheid om beide methodes gelijktijdig te gebruiken, maar de Nederlandse wetgever heeft deze mogelijkheid niet doorgevoerd in de wet. Hierdoor staat de Belastingdienst het niet toe om beide methodes gelijktijdig toe te passen en volgens de rechtbank is dit terecht. De Belastingdienst gebruikt in principe de pro rata-methode, tenzij dit niet overeenkomt met het werkelijke gebruik; in dat geval geldt het werkelijke gebruik als verdeelsleutel. Dit is volgens de rechtbank niet in strijd met het EU-recht.
Bron: Rb.Zeeland-West-Brabant 19-7-2018 (publ: 16-1-2019)

Verlaging legestarieven IND

Het tarief voor de aanvraag voor een kennismigrant is gehalveerd en bedraagt nu € 285 in plaats van € 582. Ook de tarieven voor het aanvragen van het erkend referentschap voor grote en kleine bedrijven is verminderd. Voor 2019 bedragen deze € 3.927 (voorheen € 5.345), resp. € 1.963 (voorheen € 2.672).
Bron: IND

Overgangsrecht privégebruik auto van de zaak legitiem

Een werkgever stelt mede voor privédoeleinden een auto van de zaak aan zijn werknemer ter beschikking. De auto heeft als datum van eerste toelating op de weg 21 augustus 2015. Over januari 2017 telt de werkgever 25% van de cataloguswaarde bij het loon van de werknemer en draagt daarover loonheffingen af. Op auto’s met een eerste toelatingsdatum vanaf 2017 is de bijtelling voor privégebruik 22%. Op de bijtelling voor privégebruik van 25% is een overgangsregeling van toepassing. Rechtbank Den Haag oordeelt dat niet kan worden gezegd dat de overgangsregeling elke redelijke grondslag ontbeert. Er is geen sprake van strijd met Europese verdrage. En ook maakt de werknemer niet aannemelijk dat hij wordt getroffen door een individuele buitensporige last. De werknemer stelt sprongcassatie in bij de Hoge Raad, maar ook volgens de Hoge Raad is overgangsregeling niet van elke redelijke grond ontbloot.
De Hoge Raad overweegt dat een wetswijziging niet als discriminatie kan worden aangemerkt. Anders zouden wetswijzigingen niet meer mogelijk zijn. Hetzelfde geldt voor toevoeging van overgangsrecht. Er is pas sprake van discriminatie als een redelijke en objectieve rechtvaardiging van de vastgestelde ongelijkheid ontbreekt. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de overgangsregeling volgt dat met de bepaling is beoogd

aan te sluiten bij de actuele ontwikkelingen van factoren over het privégebruik en de kosten van auto’s van de zaak van invloed op de benadering van de gemiddelde waarde van het voordeel voor privégebruik;
te verhinderen dat op privégebruik van een auto die vóór 2017 in het buitenland in gebruik is genomen de bijtelling van 22% van toepassing is en niet op auto die voor het eerst te naam is gesteld in het Nederlandse kentekenregister vóór 2017;
de complexiteit van de uitvoering van de regeling te beperken;
rechtszekerheid te bieden aan automobilisten die vóór 2017 een leasecontract hebben gesloten tegen een bijtellingstarief waarvan bij de keuze van de auto is uitgegaan.

Bron: HR 11-01-2019

Vaststellingsovereenkomst kan schenking betekenen

In deze zaak was een echtpaar in 1979 gehuwd op huwelijkse voorwaarden, die iedere vorm van een huwelijksgemeenschap uitsloten. Vele jaren later wees een belastingadviseur hen erop dat de vrouw bij een eventuele echtscheiding vrijwel geen bezittingen zou hebben. Daarom sloten de man en de vrouw een vaststellingsovereenkomst ‘verrekening verleden huwelijkse voorwaarden’. Op grond van deze overeenkomst moest de man € 10 miljoen betalen aan zijn vrouw.
Volgens de inspecteur was er sprake van een schenking, aangezien de huwelijkse voorwaarden iedere vorm van een huwelijksgemeenschap uitsloten, vrijwel het gehele vermogen door de man was ingebracht en er geen vermogen was dat voor verrekening in aanmerking kwam. De vaststellingsovereenkomst leidde ertoe dat de vrouw een vordering van € 10 miljoen kreeg op haar man. Door deze vermogensverschuiving was de man verarmd en de vrouw verrijkt. De vrouw voerde aan dat er sprake was van voldoening aan een natuurlijke verbintenis, aangezien zij altijd had meegewerkt in de onderneming van haar man en hiervoor nooit betaald had gekregen. Zij stelde dat haar echtgenoot zich zodoende gedwongen voelde om de genoemde betaling te doen. Maar volgens het hof was de arbeid die de vrouw had verricht gebruikelijk tussen echtgenoten onderling en was niet gebleken dat er sprake was van meer arbeid, aangezien de echtgenoot het altijd voor het zeggen had gehad binnen het concern. Ook was volgens het hof niet aannemelijk dat de werkzaamheden van de vrouw een beloning van € 10 miljoen waard waren. Het hof oordeelde dan ook dat er sprake was van een schenking.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2019

Beperking reikwijdte verklaring geen privégebruik terecht

Een monteur kreeg van zijn werkgever een bestelauto van de zaak waarvoor een ‘verklaring geen privégebruik’ was afgegeven. Voor een procedure in 2013 was de monteur met de bestelauto naar Hof Amsterdam gereden om aan te tonen dat de bestelauto naar ‘aard en inrichting’ uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt was voor vervoer van goederen. Voor alle andere ritten gebruikte de monteur de auto alleen zakelijk. Vanwege deze rit werd een bijtelling wegens privégebruik voor de bestelauto toegepast. Het hof vond dat een ritje naar het hof redelijkerwijs niet kan gelden als een rit waarvoor een bijtelling gold, gezien de reden waarom de monteur met de bestelauto naar het hof was gereden. De correctie vond het hof disproportioneel. De staatssecretaris heeft aangegeven het vanwege het evenredigheidsbeginsel eens te zijn met het hof. Een bijtelling van € 9.201 in een geval als dit is onevenredig in verhouding tot het doel van de controle op gebruikers van een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik.
Met de constatering van het hof dat de correctie vanwege privégebruik niet heeft plaatsgevonden in de actualiteit en in de inkomstenbelasting in plaats van in de loonheffing is de staatssecretaris het niet eens. Het privégebruik vond op 27 februari 2013 plaats terwijl de inspecteur dit pas per brief van 15 december 2015 ter discussie heeft gesteld. Volgens de staatssecretaris schrijft de wettelijke bepaling een dergelijk werken in de actualiteit niet voor en wordt in de wetsgeschiedenis alleen gesproken over het zoveel mogelijk in de actualiteit willen werken. Van moeten is volgens hem dan ook geen sprake.
Op basis van het evenredigheidsbeginsel trekt de staatssecretaris zijn ingestelde beroep in.
Bron: MvF 09-01-2019

Metaal en Techniek: kwantitatief werkingssfeercriterium

In deze zaak is het de vraag of Unis thuishoort onder de werkingssfeer van de Metaal & Techniek. Unis meent dat haar grondige analyse en het testen (en dus niet de reparatie/het onderhoud zelf) de kernactiviteit vormt (vormde) van Unis en dat deze werkzaamheden voor de toepasselijkheid van de werkingssfeerbepalingen los moeten worden beschouwd van de feitelijke reparatiewerkzaamheden. Het hof gaf Unis hierin gelijk.
Anders dan het hof, oordeelt de Hoge Raad dat bij de toepassing van de werkingssfeerbepalingen van de MT-regelingen werkzaamheden die dienstbaar zijn aan de in die bepalingen genoemde werkzaamheden, aan laatstgenoemde werkzaamheden moeten worden toegerekend. Het oordeel van het hof dat de test- en analysewerkzaamheden die door Unis TS worden uitgevoerd – welke werkzaamheden als zodanig niet worden genoemd in de werkingssfeerbepalingen van de MT-regelingen –, niet moeten worden toegerekend aan de door Unis TS uitgevoerde onderhouds- en herstelwerkzaamheden – die wel in die bepalingen worden genoemd –, maar moeten worden gezien als daarvan losstaand, is een onjuiste rechtsopvatting. Vast staat immers dat de test- en analysewerkzaamheden door Unis TS worden uitgevoerd met het oog op uitsluitend de door Unis TS verrichte onderhouds- en herstelwerkzaamheden in de zin van de werkingssfeerbepalingen. Daarmee zijn die test- en analysewerkzaamheden naar hun aard dienstbaar aan de onderhouds- en herstelwerkzaamheden.
Willen laatstgenoemde werkzaamheden naar behoren kunnen worden uitgevoerd, dan zullen immers ook steeds eerstgenoemde werkzaamheden in enige omvang moeten plaatsvinden, teneinde te bezien wat voor onderhoud of herstel nodig is en te bezien of verricht onderhoud of herstel naar behoren heeft plaatsgevonden. Het onderhavige geval verschilt dan ook van het geval dat aan de orde was in het arrest van de Hoge Raad inzake Adimec. Dit wordt niet anders door de vaststellingen van het hof dat de uitgebreide en specialistische kennis en ervaring die Unis TS heeft met betrekking tot genoemde test- en analysewerkzaamheden een ‘unique sellingpoint’ van haar is.
Bron: HR 21-12-2018

Nederlandse bedrijven doen te weinig aan talentmanagement

Dit blijkt uit een onderzoek van organisatieadviesbureau Korn Ferry onder 1.550 bestuurders van de grootste bedrijven in negentien ontwikkelde en zich ontwikkelende economieën.
Volgens Madeline Dessing, managing director bij Korn Ferry Nederland, onderschatten bedrijven het dreigende tekort aan goed gekwalificeerd personeel. Werkgevers investeren volgens haar te weinig in het ontwikkelen van bijvoorbeeld de digitale vaardigheden van hun medewerkers.
Afgezien van de korte bestuurstermijn en het creëren van aandeelhouderswaarde, geven bestuurders aan dat ze talentplanning sowieso behoorlijk uitdagend vinden en dat ze het makkelijker vinden om technische en materiële zaken te regelen. Van de onderzochte bedrijven geeft 67% aan technologie te zien als een topprioriteit voor het ontwikkelen en uitvoeren van de strategie.
In Nederland heeft slechts acht procent van de onderzochte bedrijven een talentstrategie die loopt tot 2030. Ze denken een eventuele schaarste aan talent te kunnen opvangen door zich te oriënteren op andere regio’s. Wereldwijd hebben negen van de tien bestuurders er alle vertrouwen in dat ze goed gekwalificeerd personeel in het buitenland kunnen vinden.
Dessing vindt dat vertrouwen misplaatst, omdat volgens prognoses van Korn Ferry India als enige grote economie een overschot heeft aan hoogopgeleide werknemers in 2030. Volgens haar kunnen bedrijven zich beter richten op het gevuld houden van de talentpijplijn door te investeren in de ontwikkeling van hun eigen werknemers, en door te focussen op wat het bedrijf te bieden heeft als werkgever, zowel in financiële als niet-financiële zin.
Bron: Managementonline.nl, 02-01-2019

Ook bij gebruikte auto mag cataloguswaarde grondslag voor bijtelling zijn

In deze zaak had een werknemer van zijn werkgever de beschikking gekregen over een auto van de zaak. Hij gebruikte deze auto ook voor privédoeleinden en de werkgever paste de bijtelling wegens privégebruik toe. De werknemer was het er echter niet mee eens dat bij de berekening van de bijtelling werd uitgegaan van de cataloguswaarde van de auto, aangezien het om een gebruikte auto ging. De auto was namelijk geïmporteerd uit Duitsland met een datum van eerste toelating van 3 januari 2017 en een datum van inschrijving in het Nederlandse kentekenregister van 20 juli 2017. Volgens de werknemer was het strijdig met het VWEU om de cataloguswaarde van de auto als grondslag voor de berekening van de bijtelling te gebruiken. Hij voerde aan dat werknemers door deze handelwijze de voorkeur geven aan een nieuwe auto en dat zodoende door toepassing van het autokostenforfait (op basis van de cataloguswaarde) een zijdelingse fiscale protectie (bescherming) van binnenlandse auto’s optrad.
De rechtbank vond echter een zijdelings fiscale protectie niet aannemelijk. Het autokostenforfait is onderdeel van de loonheffingen en geen heffing op een ingevoerde auto. En als er al sprake is van een prikkel tot aanschaf van een nieuwe auto, maakt het daarbij niet uit of de auto binnen of buiten Nederland is aangeschaft. Zodoende is de waarderingsregel niet discriminerend. De bijtelling mocht daarom gewoon op basis van de cataloguswaarde worden berekend.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant, 08-06-2018 (gepubl. 04-01-2019)